Het geloof in de maakbaarheid van de samenleving was groot toen Mao Zedong deze maand precies vijftig jaar geleden de Culturele Revolutie startte, een poging om burgerlijke en kapitalistische elementen uit China te bannen. Artsen en ambtenaren werden naar het platteland gestuurd om te leren leven als een boer of arbeider en iedereen die zelfstandig durfde na te denken, werd vervolgd. De revolutie joeg miljoenen de dood in. Inmiddels heeft de Chinese communistische partij het officieel een ‘vergissing’ genoemd, maar hanteert deels nog dezelfde technieken.
Op het platteland vindt de partij de cultuur kennelijk nog steeds het zuiverste. Vorig jaar kondigde de Chinese leider Xi Jinping aan dat film- en documentairemakers dertig dagen lang een project op het platteland moeten bezoeken om een ‘correcte visie’ op cultuur te ontwikkelen.
Ook creativiteit en originaliteit blijven verdacht. In een toespraak noemde Xi veel nieuwe gebouwen heel, heel erg vreemd. Een gebouw in de vorm van een theepot, te vinden in de steden Guizhou en Wuxi, zal er zo snel niet meer komen. Xi noemde het gebouw van de staatstelevisie niet, maar boze tongen beweren dat ook dit gebouw, ontworpen door Rem Koolhaas, ook onder de definitie van bizarre architectuur zou vallen. Volgens Xi mag de creatieve industrie zich niet laten leiden door mateloosheid en spilzucht, maar moet ze mensen hoop bieden, vrolijk maken en ‘laten dromen’.
De Chinese leider staat niet alleen met zijn torenhoge ambitie voor creatieve uitingen. De curator van de architectuurbiënnale van Venetië, de Chileen Alejandro Aravena, heeft ook een stevige politieke agenda. De biënnale moet vanaf zaterdag aan het publiek tonen hoe architectuur oplossingen kan bieden voor economische ongelijkheid, energiegebruik en natuurrampen. Vandaag ga ik naar Venetië. Ik ben benieuwd hoe oplossingen in de publieke ruimte daadwerkelijk het leven zullen verbeteren. Duitsland, Finland, Albanië en Oostenrijk komen met tijdelijke woonvoorzieningen voor vluchtelingen. De Nederlandse inzending heeft eveneens een duidelijke politieke kleur, namelijk blauw. Deze kleur is volgens de samenstellers ‘een metafoor voor het conflict en verbindt architectuur en mensenrechten’. Curator Malkit Shoshan stelt voor om aan de bestaande ‘triple-D’-benadering van vredesoperaties (Defense, Diplomacy, Development) een vierde D toe te voegen, van Design.
Was design vroeger voor creatieven, nu moet iedereen ermee aan de slag. Vredeshandhavers en politieke leiders bijvoorbeeld. Ook de hele top van het bedrijfsleven: het Wolff Olins Leadership Report beweert dat de ceo is geëvolueerd tot ‘hoofdontwerper van de bedrijfscultuur’.
De ultieme maakbaarheid is dus geen droom, maar een goed ontwerp.